Mijn pad als naar een met aandacht aanwezige leraar.

Gedurende de Healing Spring Retraite (Augustus 2025) stelde Brother Boa Tang drie vragen: hoe komt het dat je nog steeds een leraar bent, want is je beoefening hoort echt bij jou en hoe werk je aan community? 

Dat zijn goede vragen. Vooral ook om je aan het denken te zetten: hoe doe ik dat? Welke stap zou ik kunnen zetten? Tijdens die bijeenkomst heb ik geprobeerd een hele concrete verbinding te leggen tussen de beoefening en mijn persoonlijk pad. Hieronder mijn antwoorden met de uitnodiging: hoe is dit voor jou? Ik nodig je uit om iets te delen.

Met aandacht voorbereiden

Ik ben een wandeling gaan maken en kwam tot elf essentiële stappen. Waar de beoefening heel zichtbaar in is maar dat wist ik toen nog niet. Deze stappen zijn allemaal even belangrijk. Als je een trap oploopt is de ene stap niet belangrijker als de andere (behalve de eerste?). Uitdaging: welk beoefening ken je er in terug?

  1. Elke zeven jaar een verandering. Soms was dat toevallig, soms heb ik het geregeld. Opnieuw beginnen. Die verandering kan een ander team zijn of een andere rol in het team. Het daagde me uit en dat was een oefening in frisheid en diep kijken. Er zijn veel rolverwachtingen. En dus ook uitdagingen. Dus mijn 40 jaar zijn zes periodes van zeven jaar. Alsof je in een nieuwe trein stapt. Een nieuwe wandeling maakt. Opnieuw geboren wordt, opnieuw moet socialiseren en moet leren lopen. De ervaring neem je wel mee. Maar ik had een innerlijke drive om opnieuw te beginnen. Misschien wiedde dit proces wel het onkruid van vastgeroest zijn en mogelijke verbittering. Ik moest ook elke keer iets nieuws in mezelf aanboren.
  2. Accepteren wie ik ben, wat voor een soort mens ik ben. Heel essentieel was het accepteren van mijn gevoeligheid, mijn openstaan. Dat veranderde deels mijn perspectief: niet de klas was druk of weerstand maar ik was daar heel gevoelig voor. Ik heb mezelf de tijd gegeven om dat te accepteren en dat accepteren gaf een manier een uitnodiging om het een plek te geven
  3. Daardoor geholpen zag ik een patroon. Als ik begon te praten, te starten met mijn les gingen de leerlingen achterover zitten, zetten hun ‘ik doe alsof ik luister’-gezicht op. Ze keken zo af en toe op de klok. Dat irriteerde me. De echte brok was dat ik er erachter kwam dat dit geven, het eenrichtingsverkeer en het de baas zijn niet goed voor mij was en dat het niet ok was dat ik de studenten stil probeerde te houden. Stilhouden was verbonden met: ik zie je niet zoals je bent. Ik begon andere werkvormen te gebruiken, ik zag een verband met mijn eigen worsteling als kind. Ik wil wel leraar zijn maar niet meer zo. Een proces met kleine stapjes. Acceptatie ook van de weerstand: want dat oude patroon was heel gemakkelijk voor studenten. Ik begon vragen te stellen. Oei.
  4. Dus verschoof mijn aandacht naar luisteren en observeren, misschien is waarnemen een beter woord. Dat werd gevoed omdat ik tijdens stagebezoeken studenten die in de klas stil, verlegen of bokkig waren heel andere aanwezigheid zag delen. Iemand die in de klas heel volgzaam was nam daar de leiding. Een onderzoeksvraag kwam op: zie ik dat in de klas over het hoofd? Een aantal keer was het antwoord: ja. Dus ik begon mijn brillenglazen te poetsen. Heel erg helpend was starten met 10 minuten zogenaamd niets doen en te kijken en te luisteren.
  5. Ik zag dat er soms, in de tussenruimte tussen twee geplande opdrachten iets gebeurde. Even was er vrijheid, spontaniteit. En ik ontdekte dat ik daar gebruik van kon maken. Ik ben stapje voor stapje goed geworden in improviseren. Steeds meer in het moment zijn. Ik heb geleerd geaccepteerd dat ik goed was in improviseren. Nu kan ik dat verbinden met in het moment zijn. In dat improviseren was er contact en verbinding. Ik begon scenes in mijn lessen te gebruiken die niet af waren. En dan iemand uitnodigen: wat zou jij nu doen? Het was niet te plannen, maar er werd geleerd. 
  6. Het was pijnlijk, maar ik begon te zien dat de studenten zich inhielden als ik in het lokaal was. En ze hielden me ook heel goed in de gaten: met welk antwoord zou ik blij zijn. Dat lag aan hun, dat lag aan mij maar dat lag ook een fiks aantal jaren school conditionering. De potentie bleef onder de oppervlakte. Langzaam ontstond er een  ‘walking meditation’ practice. Als ik zo’n moment van aanpassen voelde liep ik naar het toilet. En dan wel het toilet achter in de gang. Ik was weg dus nu moesten zij het samen doen. En ik gaf mezelf de gelegenheid om te kijken: wat zag ik nu eigenlijk? Waar zit het handvat? En soms als ik dan weer de klas binnen stapte konden we opnieuw beginnen. Echt leren. Frisheid.
  7. Ik begon de uitdaging van gewoonte energie te vinden. En dat die stevig leek maar dat niet was. Een spreuk op een tafel van een van de leerlingen. Waarom heb alleen ik die? Achteraan in de klas zitten als ze binnenkomen. Openen met de zin: ik heb vandaag geen zin. Ze de klas uitsturen, het gebouw rondlopen en een ding noemen dat ze is opgevallen. Ik vertelde van mijn gewoonte patronen. En dan was er ineens een gesprek: mijn moeder heeft zo’n gewoonte. Beste gewoonte-energie, ik zie je. Dat was niet meteen zonder oordeel, hoor.
  8. Het is een heel verhaal, maar ik werd gekoppeld aan iemand die goed was in psychiatrie maar niet in docent zijn. We begonnen van elkaar te leren. De aanvullende kwaliteiten te zien. Er ontstond een diepe vriendschap. Zoek een collega als vriend.
  9. Voordat ik wake up schools of wat dan ook leerde kennen werd me een duidelijk: je moet doen wat je zegt. En je moet delen wie je bent. Ik gaf les over conflictstijlen en daagde hen uit mijn conflictstijl te noemen. En me tips te geven. De openheid die ontstond toen een leerling zei: joost, je lijkt op mijn vader.
  10. Er wordt alleen maar geleerd als jij ook leert. Soms is de leraar de student en soms is het omgekeerd.
  11. Ik praatte wel veel over het potentieel dat ik bij leerlingen zag. Totdat iemand vroeg: hoe zit het met jouw potentieel?

Joost Vriens